Het cadeautje dat je niet wil en de buiging
In de meeste gevallen als ik in een ingewikkelde situatie kom, dan wil ik daar weg. Als de dingen mij een beetje te veel worden, dan trek ik me terug. Als ik druk ervaar, dan wil ik die niet. Als ik moe ben, dan wil ik dat niet. Als ik mij gedwongen voel iets te doen, dan wil ik dat niet. Wat er dan gebeurt, is dat er een strijd ontstaat. Aan de ene kant is daar het "ding" dat naar mij toe komt (bijvoorbeeld de druk, de moeheid, de dwang) en aan de andere kant ben ik er die dat niet wil. Ik heb heel veel kunstjes om die strijd aan te gaan. Niet door er boos op te zijn, maar juist door me daar volledig op te storten. Door 100% te gaan voor dat wat ik wel wil. Met moed, discipline, kracht, etc. Toch is daar dan nog steeds die strijd.
Die strijd kost echter ongelooflijk veel energie en valt bijna nooit te winnen. De manier om daarmee om te gaan was voor mij het te beschouwen als het aannemen van een cadeautje. Stel je voor dat iemand je een cadeautje wil geven dat je heel erg lelijk vindt en dat je persé niet wilt hebben. Je kan het dan niet aannemen. Als de gever echter steeds achter je aan blijft komen met dat cadeautje, dan moet je constant "nee" blijven zeggen. Je zal steeds dat cadeautje moeten blijven afhouden. Dat kost veel energie. Pas op het moment dat ik in staat ben om het cadeautje aan te nemen en mij eigen te maken ("het is van mij") dan ben ik ook in staat om daarmee te doen wat ik wil, zoals weggeven of weggooien. Die controle over dat cadeautje krijg ik pas als het van mij is.
Pas als de werkdruk, de moeheid of de dwang helemaal van mij is, kan ik er wat mee doen. Kan ik daar een beslissing over nemen. Dat proces gaat voor mij heel erg over acceptatie. Het accepteren van datgene wat op mij af komt. Het mijzelf eerst eigen maken om er vervolgens iets mee te kunnen doen.
De laatste tijd was ik in dat acceptatieproces op zoek naar iets nieuws. Een verdieping in het acceptatieproces. Naar een soort van "gebaar" om te maken naar de dingen die op mij afkomen. Dat gebaar heb ik gevonden in een buiging. Een buiging als dank. Een buiging als nederigheid. Een buiging als respect. Ik stel mijzelf dan voor dat ik zelfs 'dankjewel' zeg tegen het cadeautje dat mij wordt aangeboden. Die dankjewel ervaring maakt pas dat het cadeautje helemaal van mij is. Tegelijkertijd maakt dat dankjewel ook duidelijk dat ik het gekregen heb. Dat het iets is dat van buiten op mij af komt. Ook al zit dat buiten in mijzelf.
Wat er vervolgens gebeurt als ik de strijd dan helemaal opgegeven heb, dat ik kan gaan kijken wat er nu écht is. Dat stelt mij in staat om allebei de kanten in mijzelf te zien en op zoek te gaan naar een houding in mijzelf ten opzichte van die kanten. Ik kan dan datgene zien wat ik wel wil en datgene zien wat ik niet wil. Zonder dat één van die twee kanten er niet mag zijn of de twee kanten met elkaar aan het strijden zijn.